'Iedereen heeft een hoedenhoofd. Het is net als met schoenen met hakken, die moet je ook leren dragen.'| Foto WT
'Iedereen heeft een hoedenhoofd. Het is net als met schoenen met hakken, die moet je ook leren dragen.'| Foto WT Foto: Willemien Timmers

'Als je een hoed draagt, houden mensen de deur voor je open'

Algemeen

Op zaterdag 14 september vindt in Den Haag het Prinsjesfestival plaats. Als onderdeel hiervan wordt de Prinsjes Hatwalk gehouden: een grootse hoedenshow waar ook de Oegstgeestse hoedenmaakster Wies Mauduit prachtige creaties voor aan zal leveren. Hoog tijd dus voor een nadere kennismaking met deze bijzonder creatieve dorpsgenoot, die een eigen atelier in haar huis aan de Leidsestraatweg heeft.

Wies Mauduit groeide op in Nieuw-Zuid in Amsterdam, en zocht, net als elke tiener, haar weg in het leven. Na wat omzwervingen kwam ze terecht op de Modeacademie Charles Montaigne (het huidige Amsterdam Fashion Institute), waar ze allerlei soorten kleding leerde ontwerpen. "Het maken van hoeden bleek ik het leukste te vinden. Ik weet nog hoe leuk ik het vond, dat ik in dit vak ontdekte dat alles wat ik leuk vond om te doen, belangrijk was. Daar in Amsterdam werd de basis gelegd voor mijn latere loopbaan."
Toen begin jaren tachtig een vervolgstudie in Parijs niet bracht wat zij zocht, besloot Wies op zoek te gaan naar een werkplek om het hoeden maken verder onder de knie te krijgen. Met de 'Pages Jaunes' (de Franse versie van de Gouden Gids) in de ene en de plattegrond van Parijs in de andere hand, zocht ze naar een plek die paste. Het getuigt van veel doorzettingsvermogen en een behoorlijke portie lef hoe ze als jonge Nederlandse vrouw deuren wist te openen. "Ik ontdekte dat ik in het chique, achtste arrondissement moest zijn waar ook de couture huizen zijn gevestigd, voor dit soort ambacht. Zo kwam ik terecht bij de salon van hoedenontwerper Jean Barthet, waar ik met bijzondere hoedenmaaksters werkte. Zij maakten mij gaandeweg wegwijs in het Parijse leven. Een bijzondere ervaring." De Nederlandse leerde in die jaren ook voor zichzelf opkomen. "Ik was dan wel aangenomen, en kon aan de slag met allerlei klusjes, maar na zes maanden had ik nog niet één keer salaris ontvangen", lacht Wies. "De verhoudingen lagen daar anders, dan dat wij nu hier in Nederland gewend zijn. Maar goed, mijn spaargeld was op, en dus ging ik met knikkende knieën om mijn loon vragen. En wat een overwinning voor mijzelf dat ik eindelijk uitbetaald kreeg!"
Binnen het atelier pakte Wies alles aan. "Het was een heel andere wereld nog – toen in Parijs. We werkten met zijn allen keihard om de collecties en andere opdrachten telkens af te krijgen. En dat met een heel aantal 'modistes' (hoedenmaaksters) op een zeer beperkt aantal vierkante meters. Het was soms echt een kippenhok, met de ontwerper als haan, die soms champagne schonk in plaats van salaris te geven. Ik heb er heel veel van het leven geleerd, en bovendien heb ik in de vijf jaar dat ik daar werkte het vak écht onder de knie gekregen."

Comédie-Française
Om verder te groeien, en wat meer rust en regelmaat in haar leven te creëren, solliciteerde ze naar een baan bij de Comédie-Française. "Daar kwam je niet zomaar binnen, maar omdat ik via via wist dat er daar een hoedenmaakster vertrok, kon ik op het juiste moment op de juiste plaats zijn."
Maar liefst negentien jaar werkte ze bij de kostuumafdeling van dit Franse nationale theater, en ook daar stond ze haar mannetje: ze werd lid van de vakbond om binnen de zeer hiërarchische cultuur van het theater vooruitgang te boeken, en wilde bijvoorbeeld eerst de toneelstukken doorlezen voordat ze een hoed voor een acteur maakte. "Ik was verantwoordelijk voor het hoedenatelier: prachtig werk om te doen. Toch had ik na verloop van tijd wel genoeg van de stugge, ambtelijke machtsstructuur, en het gebrek aan doorstroommogelijkheden."
Inmiddels was Wies getrouwd met een Parijzenaar, bewoonden zij een eigen appartement in de stad en was ze moeder geworden van drie mooie dochters. "Samen besloten we, toen mijn man een baan had gevonden in Nederland, in 2007 naar Oegstgeest te verhuizen. Ik nam toch met pijn in mijn hart afscheid van de Comédie-Française. Zo'n baan krijg je immers nooit meer."

Oegstgeest

In Nederland nam Wies de zorg voor haar kinderen op zich, en verdwenen al haar hoeden-materialen naar zolder. "Maar ja, het begon logischerwijs weer te kriebelen. Daarom heb ik mij in 2015 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als 'La plus belle!' – Atelier voor hoeden op maat." 'La plus belle' wil zeggen: De allermooiste. En dat is in Wies' atelier duidelijk zichtbaar. Prachtige creaties in allerlei vormen en maten zijn er te bewonderen.


"La plus belle! is gespecialiseerd in gelegenheidshoeden, fascinators en bruidshaarversieringen, maar u kunt ook bij ons terecht voor een sportieve of winterhoed, en voor turbans voor overdag of 's avonds", laat de website weten. "Houdt u rekening met minimaal drie weken besteltijd," staat daar onder. En dat is logisch als je ziet hoeveel werk er in zo'n hoed gaat zitten.
"Iedereen heeft een hoedenhoofd", zegt Wies tot slot. "Het is net als met schoenen, die moet je ook passen. Bovendien moet je ze leren dragen. Op hakken lopen was in het begin ook niet altijd even gemakkelijk." Graag moedigt ze mensen aan vaker een hoed op te zetten. "Zeker mensen die wat ouder en grijzer worden, kunnen met een hoed weer kleur en zichtbaarheid creëren. Daar komt bij: Als je een hoed draagt, houden mensen de deur voor je open."

www.laplusbelle-hoeden.nl

(Willemien Timmers)

Afbeelding
'In de salon van Jean Barthet leerde ik de fijne kneepjes'. | Foto W. Timmers
Afbeelding
Afbeelding

Uit de krant

Uit de krant