Afbeelding
Foto: Willemien Timmers

Participeren moet je leren

Een van de grootste uitdagingen voor Oegstgeest – en andere gemeenten- is een balans vinden in het vergroten van de woningvoorraad versus het behouden van natuur en groen binnen de gemeentegrenzen. Het grootste dilemma daarbij is het al dan niet mee laten denken van burgers en instanties bij de plannen, inclusief de uitvoering daarvan.

Enkele jaren geleden begon Oegstgeest met een experiment van burgerparticipatie bij de herinrichting van de Klinkenbergerplas. Het eindresultaat van de herinrichting is naar mijn mening best geslaagd, maar de weg ernaartoe verdiende niet bepaald de Participatie Prijs. Er kwam veel kritiek uit verschillende hoeken. Uiteindelijk kan geconcludeerd worden dat Oegstgeest weliswaar positief was begonnen met inspraakrondes en het ophalen van (talrijke) ideeën, maar door onvoldoende verwachtingenmanagement en gebrek aan menskracht binnen de gemeente, schoot de uitvoering van het Participatietraject er een beetje bij in. De (verkeerde) les die de gemeente in mijn visie daaruit heeft getrokken, is dat het niet veel zin heeft om aan burgerparticipatie te doen, omdat het te veel gedoe, kritiek en negatieve publiciteit oplevert. Eeuwig zonde van iets wat heel mooi had kunnen worden in Oegstgeest. Goed opgezette burgerparticipatie heeft tijd nodig om tot volwassenheid te komen en zou niet bij het eerste het beste project meteen moeten sneuvelen.

Als ik nu zie hoe de gemeente om is gegaan met de bijdragen van betrokken partijen bij de gebiedsvisie De Geesten (dan heb ik het niet over de geijkte inspraakrondes), dan getuigt dit niet van echte participatie. Van allerlei kanten komt kritiek op de wijze waarop de gemeente met alternatieve ideeën en plannen is omgegaan. Van een echt participatietraject is in ieder geval geen sprake geweest, mede omdat plannen die aanvankelijk werden vastgesteld, later door de gemeente weer werden opengebroken. Dat verdient ook nu niet de Participatie Prijs.

Wat jammer is aan het geheel is dat een goede samenwerking tussen partijen zeker mogelijk is, mits vooraf duidelijke verwachtingen worden uitgesproken zodat er vertrouwen ontstaat en er niet toegewerkt wordt naar een bepaalde uitkomst.

Maar er is hoop!

Overal in Europa wordt het laatste decennium geoefend met wettelijk vastgelegde zogenaamde permanente burgerdialogen, zoals de G1000 (begonnen in België). Maar zo veel als er wordt geëxperimenteerd in het buitenland, zo terughoudend is men hiermee in Nederland. Ik vind dat onbegrijpelijk. Vooral omdat in de praktijk vaak te weinig capaciteit (lees fte’s) beschikbaar zijn binnen gemeenten om voorstellen goed uit te werken en inspraak en besluitrondes te organiseren. Dan is het juist een mooie toevoeging als er mensen (in bijvoorbeeld gelote burgerraden) al aan de voorkant mee kunnen denken en praten. In plaats van dat dit de gemeente meer tijd en energie kost, nemen deze burgerraden juist tijd en energie over van de beperkte menskracht die vaak (ook in Oegstgeest) beschikbaar is.

Net als de economie, kan ook de (lokale) politiek beter uit de coronacrisis tevoorschijn komen als er nu al wordt nagedacht over hoe de steeds schaarser wordende middelen en de almaar toenemende verantwoordelijkheden in goede banen kunnen worden geleid. Een gelote burgerraad waar bijvoorbeeld 5 deskundigen uit het veld en 5 onafhankelijke burgers in zouden zitten heeft mijns inziens veel voordelen en zou een goede aanvulling kunnen zijn op het gemeentebestuur, zeker nu.

Marlene Simoons