Muziek en dansen in het rosarium aan de Louise de Colignylaan op 29 juni 1945.
Muziek en dansen in het rosarium aan de Louise de Colignylaan op 29 juni 1945. Foto:

75 jaar bevrijding in Oegstgeest

historie n Hoe hebben inwoners van Oegstgeest de tijd rond de bevrijding ervaren? In een artikel in de mei-editie van 'Over Oegstgeest', het tijdschrift van de Vereniging Oud Oegstgeest, (met toestemming overgenomen) beschrijft Sylvia Braat aan de hand van een aantal dagboek- en brieffragmenten die periode

Door Sylvia Braat


De Hongerwinter

De winter van 1944/1945 was streng geweest met vaak wel meer dan 20 graden vorst. Er werden geen kolen meer aangevoerd vanwege de algemene spoorwegstaking met als gevolg dat gas en elektriciteit afgesloten werden. Er was nauwelijks nog voedsel verkrijgbaar en in de duisternis moest je je behelpen met een knijpkat, olielampje of een kaars. Maar een kaars kostte wel zeven gulden, dus daar moest je zuinig mee zijn. Overal waren bomen in het dorp gekapt zodat de potkachel met hout gestookt kon worden. In de huiskamer werd gekookt op een noodkacheltje bovenop de potkachel. De samenleving was steeds primitiever en de voedselvoorziening nijpender geworden.


De gaarkeuken

De keuken van Endegeest deed dienst als gaarkeuken. En met een pannetje kon je dagelijks naar een van de afhaalpunten in het dorp voor een eenvoudige maaltijd, aanvankelijk nog een smakelijke stamppot of een goed gevulde soep, maar naarmate de tijd verstreek waren ook deze maaltijden hoe langer hoe kariger geworden. Er werden ‘hongertochten’ op fietsen, vaak zonder banden, naar landbouwgebieden ondernomen met ruilwaar zoals tafelzilver, linnengoed of andere waardevolle spullen in de hoop deze in eten om te zetten.


Tulpenbollen op het menu

Vanaf januari 1945 kunnen de inwoners van Oegstgeest tulpenbollen bestellen bij de firma Homan in de Dorpsstraat voor 75 cent per kilo. Volgens dokter Varekamp hebben de bollen 50% meer voedingswaarde dan aardappels en je kan ze bakken, in de soep of stamppot verwerken of drogen en tot meel vermalen! ‘De tulpenbollen geven tijdelijk een verzadigd gevoel, overal zitten ze in, in het brood, in de stamppot en door de aardappelen.’ Maar nadat de bakkers in maart 1945 heel even ‘echt Zweeds wittebrood’ hebben kunnen bakken met meel (plus andere levensmiddelen) die via het Zweedse Rode Kruis aangevoerd waren, lees ik: ‘Nu we echt wittebrood met margarine geproefd hebben, zitten we, nog meer dan anders te kokhalzen boven onze tulpenboterhammen. Dagelijks komen kinderen al bedelend om één aardappel langs de deuren.’


Duitse troepen in Oegstgeest

Vlak tegen het einde worden er nog een aantal huizen en scholen gevorderd voor het Duitse leger. ‘Die moffen zeggen zelf dat het maar voor een week of veertien dagen zal zijn. Daarna zal alles voorbij zijn. Wat moet er wel in die moffenhoofden omgaan? Ze zijn jong en maken geen fanatieke indruk.’ En in een brief lees ik: ‘vandaag kwam een Feldwebel een garage inspecteren die ze zojuist gevorderd hadden. Op de vraag of de touwen die daar nog lagen weggehaald moesten worden, zei hij dat dat niet hoefde want daarmee zou hij zichzelf kunnen ophangen als de geallieerden kwamen.’ De moffen zijn hier maar kort gebleven, want ze vertrokken al snel naar het duingebied om te vechten of zich over te geven aan de geallieerden. In Oegstgeest bleef voornamelijk Hollandse SS achter.


Geruchten over mogelijke voedseldroppings

Na de geruchten die tot Dolle Dinsdag hadden geleid, werden geruchten over mogelijke voedseldroppings voor ongeloofwaardig gehouden. Ze stuitten op tal van praktische bezwaren: ‘Wie gaat er voor zorgen dat de moffen die voedselpakketten niet zullen inpikken? En wat als de bevolking die pakketten gaat pakken en voor zichzelf gaat houden? En trouwens, wie gaat ze naar de steden vervoeren als ze ergens in een weiland terecht komen? Het is hopelijk nep nieuws om de vijand om de tuin te leiden.’ Maar op 29 april vermeldden alle schrijvers: ‘Om 12 uur vanmiddag is er inderdaad toch voedsel gedropt op Valkenburg. Het was geweldig! Er vlogen minstens 300 laagvliegende RAF Lancasters over ons heen. We gingen allemaal onze daken op om naar de crew te zwaaien. De moffen deden niets met hun afweergeschut en ze schoten niet op de menigte op het talud van de snelweg, hoewel dat immers een verboden samenscholing was. Mensen huilden in de straten van ontroering.’ En Kees Kramers meldde nog de volgende anekdote over de voedseldroppings die daarna dagelijks plaatsvinden: ‘ook Duitse soldaten moeten helpen het voedsel bijeen te garen. Twee moffen werden betrapt op het eten van wat chocola dat ze gestolen hadden. Een Duitse officier wilde ze meteen dood schieten, maar de Nederlandse autoriteiten vonden dat te heftig en verzonnen een andere straf, ze moesten zes uur lang met hun handen omhoog staan.’


Duitsland capituleert

Weer noteerden allen min of meer hetzelfde op 5 mei 1945: ‘Gisteravond hoorden we om half negen op de radio dat de Duitsers ook in Nederland hadden gecapituleerd. De straten vulden zich met blije en vrolijke mensen. Er werd gedanst om de lindeboom in de Julianalaan, de gehate naambordjes Raadhuispark, Lindelaan en Houtzichtlaan werden uit de grond gerukt en niemand stoorde zich aan het feit dat het al na negenen was en je eigenlijk al binnen moest zijn. Toen werd er geschoten door de Duitsers, weliswaar in de lucht, maar dat was toch het sein voor veel mensen om naar huis te gaan.’ Kees Kramers: ‘Ik ben toen met een vriendinnetje eerst tot 11 uur champagne en cognac gaan drinken en daarna hebben we nog tot 2 uur gefeest met vrienden in de buurt!’ Ook Ans van der Heide-Kort en haar man gaan die avond na tien uur nog bij kennissen feesten: ‘Iedereen had iets meegenomen van wat al die jaren zuinig bewaard was gebleven: champagne, wijn, zoutjes, worst, gehaktballetjes en er was muziek en het Wilhelmus werd gezongen en God save the King.’

Henk de Jong: ‘Op 5 mei stak men op het voorgeschreven tijdstip voorzichtig de vlaggen uit, maar het stikt hier weer van de moffen. Veel mensen hadden hun radio’s, gedreven door accu’s in de raamopening geplaatst zodat men het nieuws op de voet kon volgen. Iedereen was getooid met oranje. Met een vriend heb ik bloemen gelegd op de graven van Nederlandse soldaten en Engelse piloten. Op de grote weg waren de obstakels, die in de grond waren geslagen om de verwachte landing van geallieerde parachutisten te bemoeilijken al verwijderd. Wat dat betreft bleek de burgerij uiterst voortvarend geweest te zijn.’ En Ans van der Heide maakt zich zorgen om haar zelfgemaakte geallieerde vlaggen die nu uithangen terwijl er nog ‘niet ontwapende’ moffen rondlopen en inderdaad leidt dit tot gedoe. Ze moet de Russische vlag verwijderen. Op 5 mei is zij ook getuige van de arrestatie van de NSB burgemeester door de mannen van de BS en hoe dat aanvankelijk nog bijna mis ging toen er moffen dreigden met een handgranaat en de BS’ers ontwapend en weggevoerd werden.


Ook gevoelens van angst en verdriet

‘… Verdriet om de velen die dit moment niet meer hebben mogen meemaken omdat zij hun leven moesten offeren voor de zaak van hun land, sommigen nog veel jonger dan ik, verscheidene die ik heb gekend, anderen die wegkwijnden of dood gemarteld werden in kampen en gevangenissen. …En ten slotte een grote moedeloosheid over alles wat er in de gehele wereld is vernietigd aan mensenlevens, voedsel, natuurschoon, cultuur, verlies aan alle zijden. En niet eens het vertrouwen dat zich dit in de toekomst nooit meer zal herhalen’, noteert Trudy Braat-Bertel.


Een volksgericht onder de kastanjeboom

Ans van der Heide-Kort: ‘Twee moffenmeiden werden door de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) ontzet toen ze op het punt stonden kaalgeknipt te worden. Eigen rechter spelen is ten strengste verboden.’

Trudy Braat-Bertel was uit nieuwsgierigheid in de Deutzstraat gaan kijken en schetst haar tweeslachtige reactie op het schouwspel aldus: ‘… Ik kon mij niet onthouden enkele woorden van medelijden te spreken over de gemaltraiteerde wijven, maar als furies keerden zich de omstanders (vrouwen!) naar mij en riepen hoe het mogelijk was dat ik met dat ontuig nog te doen had …’ Henk de Jong kwam tot zijn spijt net te laat in de Deutzstraat. ‘Als ik me later die spijtgevoelens zal realiseren is het best mogelijk dat ik er mij voor schaam, maar NU DOE IK DAT NIET!’


Intocht Canadezen

Alle dagboeken vermelden de komst van de Canadezen die in colonne vanuit Leiden op 9 mei over de Warmonderweg naar Oud-Poelgeest trekt. Heel Oegstgeest loopt uit om ze toe te juichen. Sigaretten, kauwgum en chocola worden uitgedeeld. De eerstvolgende zondag zitten de kerken vol en worden inwoners van Oegstgeest vanaf de kansel aangemoedigd om een witte strik aan hun hek te bevestigen als teken dat ze graag Canadezen willen ontvangen. Er worden heel wat witte linten aan hekken gestrikt en er komen heel wat Canadezen over de vloer.


In de weken die volgen

Henk de Jong: ‘Er is een begin gemaakt met de arrestatie van NSB’ers, het ging er soms nogal grof aan toe. Ik zag onder andere een agent die mij destijds bij de SD had gelapt en nu trots in een BS uniform met een band om z’n arm liep.’ Nee, de BS bestond kennelijk niet louter en alleen uit verzetsstrijders!

Langzaam maar zeker keren mensen terug uit kampen of gevangenissen, maar ook worden namen bekend gemaakt van dorpsgenoten die de oorlog niet overleefd hebben.

Op 18 mei is er een zanghulde van de Oegstgeester bevolking bij Oud-Poelgeest om dank te betuigen aan de Canadezen. ‘De uitvoering van de volksliederen was geweldig ondanks de teleurstellende belangstelling van de Canadezen. De gemeenschapszang werd door allen als gewelddadig ervaren’, schrijft Henk de Jong.


Een bijzondere gebeurtenis

Tijdens de hongerwinter werden op een aantal adressen in Oegstgeest concertmiddagen georganiseerd. Soms met grammofoonplaten, soms met levende muziek. Bij de familie Blomsma, Emmalaan 5, zat een mysterieuze onderduiker, een zekere Piet Verhoeve, een begaafd pianist. Hij en de hoboïst Haakon Stotijn verzorgden daar vaak huisconcerten op zondagmiddag. Na de bevrijding had Verhoeve zijn ware identiteit bekend gemaakt: Eberhard Rebling, gevlucht Duits communist en musicus. Hij had al wel gehoord dat zijn joodse vrouw Lien en haar zuster Janny Bergen Belsen overleefd hadden, maar hij had haar nog niet teruggezien. En tijdens het concert van 27 mei gebeurde het volgende: ‘De Bruiloftscantate van Bach was nauwelijks ingezet of er werd op het raam gebonsd en we zagen een jonge donkere vrouw. Rebling vloog van zijn pianokruk naar buiten in de armen van zijn vrouw, Rebekka (Lien) Brilleslijper. Groot was onze ontroering, maar op hun verzoek werd het concert voortgezet en toen de zangeres opnieuw begon met ‘Das Glück, es ist gekommen,’ barstte er spontaan applaus los en velen hadden tranen in de ogen ...’, aldus Trudy-Braat-Bertel.


Bevrijdingsfeest

De Canadezen zijn vertrokken, de feesten en partijen zijn ten einde en Oegstgeest maakt zich op voor ‘de grote feestdag' op 29 juni 1945. Huizen en hele straten zijn uitbundig versierd evenals de etalages in de winkelstraten. Er wordt een vrijheidsboom geplant op de kruising Prins Hendriklaan/Koninginnelaan, er zijn optochten, kinderspelen op het ASC-terrein en de dag eindigt met bals en vuurwerk!

Het planten van de vrijheidsboom op het kruispunt van de Koninginnelaan en de Prins Hendriklaan door de oudste inwoner, L. Schouten, op 29 juni 1945.
Afbeelding