Is er plek voor de dood?

De eerste keer dat ik met de dood te maken had was het sterven van mijn oma. Ik was 12 en zij 87. Het was wat onwerkelijk om in een witmarmeren aula van een crematorium in stilte afscheid te nemen. Ik zag vooral aan mijn vader wat dood kon betekenen.

De tweede keer was ik 16 en ging het om een meisje op school waar ik een aantal vakken mee volgde. Een vrachtauto had haar niet gezien op haar scooter. Ook ik had een brommertje. In een overvolle zaal speelde een schoolgenoot piano en er klonken warme woorden. Ik kan de beelden zonder moeite oproepen. Daarna leek de dood een tijd mij deur voorbij te gaan en ik merkte dat het zomaar mogelijk zou kunnen zijn te doen alsof hij niet bestaat. Op tv, in sociale media of in de publieke ruimte kwam ik hem daarna niet tegen. In vroeger tijd was dat anders. Toen waren rouwenden aan kleding herkenbaar, werden ramen bedekt met lakens en waren andere rituelen gebruikelijk die een opening boden om de dood ter sprake te brengen. Zo was de dood zichtbaar en wie met hem te maken hadden. Die tijd is voorbij en ik merk dat taal vaak ontbreekt om over dood te spreken. Behalve in de kerk. Daar maken we plaats voor de dood. Rond Allerzielen, de laatste zondag van het kerkelijk jaar of tijdens lichtjesavonden.

Afgelopen zondag hebben wij in onze beide kerken de namen genoemd van de mensen uit onze gemeenschap die het afgelopen jaar zijn overleden. Nabestaanden worden daarvoor in het bijzonder uitgenodigd. Ik merk hoe deze dienst ruimte biedt om niet alleen bij dit verdriet stil te staan, maar ook bij gemis van langer geleden, dat er nergens anders meer welkom is. "Ben je daar nu nog niet overheen?" Soms is verdriet jaren geleden bij gebrek aan aandacht of omdat het nergens welkom was, bevroren geraakt en kan het alleen ontdooien met warme woorden in een omgeving waar ze weg weten met rouw. Laat de kerk zo'n plek zijn. Daar kan het misschien, al is het maar een beetje, wegsmelten. En lukt dat niet, dan mag het schuilen in muziek, een gebed, kaarslicht of in een woord. Tot het, misschien een keer, lente wordt.

Iris van der Heul

Reacties: okecolumn@ziggo.nl