Afbeelding
Foto:

Carnaval

Binnenkort is het weer zover: carnaval. Een oud feest dat de rooms-katholieke kerk heeft kunnen behouden ondanks protestantse tegenwerking. Dit jaar is het van zaterdag 10 tot en met dinsdag 13 februari. De burgerlijke macht wordt 'ontzet', de stad of het dorp overgenomen door Prins Carnaval. Deze Prins viert samen met zijn onderdanen de vestiging van het narrenrijk. De lokale bestuurders worden op de hak genomen en er is een uitbarsting van creativiteit, zichtbaar in kleurrijke praalwagens waar maanden tevoren al aan gewerkt is. Dinsdagavond laat is het afgelopen, woensdag doet iedereen weer gewoon.

Als protestant beweeg ik me er niet echt vrij in. Maar carnaval kan een goede betekenis hebben of krijgen binnen het kerkelijk jaar. Carnaval is een woord dat komt uit het latijn. 'Carnaval' komt van het Latijnse 'carne(m) levare'. Dat betekent 'verwijderen van vlees'. De oorsprong van dit carnaval is niet helemaal duidelijk: is het een oorspronkelijk heidens feest dat de rooms-katholieke kerk een christelijke betekenis heeft gegeven? Of is het een feest dat de kerk in de Middeleeuwen heeft bedacht, om een afkeer van een leven met een puur aards (vleselijk) karakter op te wekken? In het laatste geval worden de mensen (op een gekscherende manier) ondergedompeld in dat pure aardse bestaan: narren, duivels, heksen, de mens heeft het voor het zeggen voor een paar dagen. Het doel daarvan is dat er een afkeer groeit van dit leven met een puur aards karakter. 14 februari kun je daarom ook dit jaar in de Heilige Willibrordkerk een askruisje (op je voorhoofd getekend) halen. De priester zegt daarbij: 'bedenk mens, dat je stof bent en tot stof zult weerkeren' of 'bekeer u en geloof in het Evangelie'. Het askruisje roept op tot inkeer en bezinning: hoe leef ik en voor wie? De veertigdagentijd daarna is een tijd van soberheid ('het vlees verwijderd'), waarbij de kerk de mensen op het spoor van Christus zet.

Carnaval kan een tijd zijn waarin de kerk aan de wereld zichtbaar maakt dat leven zonder God leeg kan aanvoelen, tastbaar in overdaad en ik-gerichtheid. Humor is daarbij een mooi middel: een sterke grap stemt eerder tot nadenken dan een wijzend vingertje. En in de veertigdagentijd kunnen kerken laten zien of ze het zelf begrepen hebben: leven in soberheid, gelukkig in Christus alleen. Robert Roth