#MeToo

Ingrijpend, alles wat er rond #MeToo los komt. Over één punt denk ik steeds na: hoe reageer ik, hoe reageer je als omstanders? Ik deel een paar dingen.

Teveel

Ik merk dat zoveel leed een soort afweer met zich meebrengt. Wat 'teveel' is, maakt dat je je afsluit. Zo kun je na verloop van tijd 'gewoon kijken' naar tv, wanneer (live-)verslag gedaan wordt van oorlog elders op de wereld. Hoe gaan we in vredesnaam om met die reflex? Want stoppen met berichtgeving over zoiets als #MeToo is geen optie. Onrecht moet benoemd blijven worden. Anders spelen we daders in de kaart.

Geloof wat je niet wilt geloven

De liefde gelooft alles, staat ergens in de bijbel. Het is een woord dat heelt. Mensen vertellen geregeld hun verhaal, maar worden schouderophalend voorbij gelopen. Eenzelfde reflex als hierboven beschreven, treedt soms op bij het horen van de verhalen. 'Maar ik ken hem/haar anders… Wat droeg je dan?' Maar de liefde keert het om: die gelooft alles. Geen dader kan wijzen naar een ander ter verontschuldiging. Ik wil mijn uiterste best doen om de liefde die alles gelooft, me eigen te maken.

Daders

Hoe gaan we om met daders? Ik merk bij mijzelf als eerste walging en daarna boosheid. Dat leidt tot isolement van de dader, denk ik. Hoe zou een dader komen tot inkeer en verandering? Met die vraag ligt de bal om te werken aan herstel tenminste ook bij de samenleving die wil dat dit onrecht verdwijnt. Je kunt een dader opsluiten en dat is terecht. Maar zou je willen dat dit kwaad wordt terug gedrongen, wat is dan nodig? Ik ken Jezus die ieders waarheid ziet en benoemt. En wie berouw heeft van zijn en haar fouten, krijgt vergeving. En de kans om echt te leren liefhebben. Zou dat een weg zijn voor omstanders, om daders zo tegemoet te treden?

Reflectie

Tenslotte werd ik in de afgelopen weken warm van sommige geluiden op televisie. Over mensen die met elkaar in gesprek raakten over hun eigen gedrag. 'Waarin zijn we naïef in onze omgang met vrouwen en mannen.' Kijken in de spiegel die je hoe dan ook wordt voorgehouden. Geweldig.

Robert Roth